Alle mensen op aarde spraken één taal en gebruikten dezelfde woorden. Nadat ze uit het oosten weggetrokken waren, vonden ze een vlakte in Sinear en vestigden zich daar. ‘Laten wij een toren bouwen, waarvan de spits tot in de hemel reikt; dan krijgen wij naam en worden wij niet over de aardbodem verspreid.’
Vanuit de hemel werd de bouw van de toren met argusogen bekeken: ‘Nu zijn ze één volk en spreken zij allen dezelfde taal. Wat zij nu doen is nog maar een begin; later zal geen enkel plan van hen meer te stuiten zijn. Laten wij verwarring neerdalen en brengen in hun taal, zodat de een niet meer verstaat wat de ander zegt.’
Genesis 11: 1-9